Judith Vanistendael maakt zowel strips als kinderboeken die veel geprezen en vertaald worden. Haar diepmenselijke verhalen en elegante stijl hebben haar een stevige reputatie opgeleverd. In 2022 won ze bijvoorbeeld nog de Bronzen Adhemar voor haar oeuvre. Judith vertelt graag over het belang van werkbeurzen om haar strips te kunnen maken. Ontdek aan welke projecten ze momenteel werkt en hoe ze haar aanvraag aanpakt.

Judith Vanistendael
Waarom heb je een werkbeurs aangevraagd?
“De projecten die ik maak functioneren niet in het opbrengstmodel van uitgeven en verkopen: de tijd die nodig is om een project van voldoende kwaliteit te maken is groot en de auteursrechten die ik ermee verdien, zijn niet toereikend als budget. Met de werkbeurs van dit jaar ga ik werken aan twee projecten. Ten eerste werk ik mijn boek ‘De Waterlanders’ af, een verhaal over Belgische klimaatvluchtelingen die in Noorwegen terechtkomen. Daarnaast werk ik aan het ontstaansverhaal van de Moomins (zie laatste vraag, n.v.d.r.), bedacht in de Tweede Wereldoorlog. Dat combineer ik met essays over waarom en hoe we verhalen vertellen in tijden van crisis en met autobiografische stukken over mijn eigen zoektocht op dat vlak.”
Ik droom bij elk boek van een bestseller.
Wat betekent de toekenning van een werkbeurs voor jou?
“Het is voor mij een erkenning dat mijn werk ertoe doet, dat het als relevant wordt gezien in het literaire veld. Zonder werkbeurzen zou ik mijn strips niet kunnen maken, ze zouden gewoon niet bestaan. Ik zou ander werk moeten doen om rond te komen, en dus zou ik die tijd niet kunnen besteden aan diepgaand artistiek denken. De werkbeurzen betekenen voor mij het onderscheid tussen kunnen creëren of niet. Ik zie heel wat mensen rondom mij die naast hun artistieke praktijk bijvoorbeeld 70% les geven. Zij voeren eigenlijk een gevecht met tijd. Dat gevecht hoef ik dankzij de werkbeurs niet te voeren. Dat geeft mentale rust, maar zorgt ook gewoon voor extra uren die ik kan besteden aan creatie. Strips tekenen gaat legendarisch traag en behalve als je een bestseller maakt, is het eigenlijk niet rendabel. Ik droom dan ook bij elk boek van een bestseller. Die droom is tot nu toe nog niet uitgekomen, helaas.”
Strips maken gaat legendarisch traag.

Hoe ziet jouw maakproces eruit?
“Mijn collega’s beschrijven mijn werkproces voor elk boek als het maken van een doctoraat. Dat komt misschien omdat ik eerst universitair gevormd ben, voor ik beeldverhaal ging studeren. Ik lees me in een onderwerp in, ga op locatie tekenen, doe residenties, interview mensen … Ik ben als de dood om fouten te maken. Ik vertrek van een vaag idee. Voor mijn laatste boek over klimaatverandering, bijvoorbeeld, ga ik uit van het idee dat ook ik klimaatvluchteling zou kunnen worden. Daar begin ik dan scènes rond te ontwikkelen, die dan als een puzzel worden samengebracht.”
“Als ik een eerste poging heb gedaan om het hele verhaal in scènes te gieten, laat ik het zien aan anderen, die dan commentaar geven. Ze vertellen me waar het fout gaat en ik verander scènes veranderen of schrap personages. Zo gaat het nog een paar keer heen en weer. Het is een erg ingewikkelde, chaotische puzzel die steeds verder uitpuurt. Ik teken en schrijf tegelijkertijd. Uiteindelijk heb ik dan heel het boek in schetsvorm. Dat zet ik dan in het net. Door deze redelijk trage knoeierige werkmethode, hoop ik gelaagde verhalen te vertellen.”
Ik gebruik de jaarlijkse werkbeursaanvraag als een ijkpunt voor mijn artistiek traject.
Hoe pak je je werkbeursaanvraag aan?
“Ik gebruik de jaarlijkse werkbeursaanvraag als een ijkpunt voor mijn artistiek traject. Ik kijk terug op het afgelopen jaar en probeer eerlijk weer te geven wat er goed ging en wat er fout liep. Waar sta ik nu? Sta ik ver genoeg? Zijn er andere projecten tussen gefietst? Is er door daaraan te werken iets veranderd in mijn huidige project? Daarna probeer ik de komende jaren in te schatten: eerst het volgende jaar en dan ook de jaren erna. Ik probeer de aanvraag te gebruiken om inzicht te krijgen in wat een project nog nodig heeft, maar daarnaast ook om te kijken welke projecten ik erna zou kunnen doen. Mijn aanvraag bevat dus een kritische terugblik en een reflectie op het heden, aangevuld met een vooruitblik op het komende jaar met een degelijke inschatting van de nodige tijd, en een strategisch plan voor meerdere jaren.”
Wie of wat helpt jou bij je aanvraag?
“Mijn voornaamste tip is: begin op tijd. Twee maanden voor de deadline is een goede richtlijn. Schrijf iets, laat het liggen, neem het weer op. Een dossier ontstaat niet in de twee dagen voor de deadline – bij mij toch niet. Mijn tweede tip is: gebruik het dossier ook voor jezelf. Waar sta ik? Waar moet er bijgestuurd worden? Derde tip: volg de vragen van Literatuur Vlaanderen die in het reglement te vinden zijn. Dat is een erg handig schema.”
“Ik laat mijn dossiers, in tegenstelling tot mijn boeken, niet nalezen, maar ik raad iedereen die twijfelt wel aan om de aanvraag te laten nalezen op helderheid, begrijpelijkheid en taalfouten.”
“Verder probeer ik ook zakelijk te zijn, of toch zo zakelijk en helder mogelijk. En ik maak mijn dossier niet te lang, want de commissie moet veel dossiers lezen. Ik houd mij aan het maximale aantal beelden, en aan wat er gevraagd wordt. Ik maak een inhoudstafel.”

Judith Vanistendael op de boekenbeurs van Leipzig in 2024.
©Gert Mothes
Wat betekenen vertalingen en bekendheid in het buitenland voor jou?
“Ik denk dat de vertaalbeurzen om de eerste twee vertalingen van een auteur te ondersteunen zeker helpen. Vertalingen krijgen, blijft een fragiele aangelegenheid. Bekendheid in het buitenland helpt natuurlijk om te verkopen. Vooral in landen als Frankrijk of Duitsland helpt dat. België is bijzonder klein en het is moeilijk te leven van je werk.”
Heb je rituelen of routines die je helpen om in de juiste creatieve flow te komen?
“Ik heb altijd een boekje bij waar ik ideeën in noteer, die natuurlijk altijd opkomen op de trein of op plekken die onvoorspelbaar zijn. Die boekjes zijn erg chaotisch en slecht georganiseerd, maar zo kan ik tenminste inspiratie vastleggen voor ze vervliegt. De creatieve flow is nogal onvoorspelbaar.”
Hoe ga je om met creatieve blokkades?
“Ik ga altijd naar mijn atelier en dan ben ik soms dagen geblokkeerd en maak ik alleen slechte dingen. Zo gaat dat. Mijn vader zegt altijd: ‘De muze komt niet vaak op bezoek, maar als ze aanbelt, kan je maar beter thuis zijn.’ Dat is ook mijn motto.”
Een dossier ontstaat niet in de twee dagen voor de deadline.

Wat maakt het medium strip voor jou zo bijzonder?
“Ik teken graag en ik vertel graag verhalen. Alleen met het woord werken zou ik niet écht genoeg vinden – ik wil verf en vuile handen. Pottenbakken had ook gekund, of schrijnwerkerij, of zingen – allemaal concrete bezigheden. Met je lijf. Alleen schrijven vind ik te weinig lichamelijk. Ik houd van ambacht, van gereedschap. Daarnaast houd ik van de traagheid van het medium. Maar om eerlijk te zijn koos ik niet uit een diep verlangen voor de strip. Het was eerder per ongeluk, maar je zou ook kunnen zeggen: een mooi geluk.”
“Strips hebben tekeningen, en dat is een mooie en directe manier om je tot anderen te richten. Ik ben ervan overtuigd dat beeldende verhalen (bijvoorbeeld ook film en theater) je midscheeps kunnen raken. Een beeld vergeet je niet snel. Ik geloof dat je via fictie veel meer grip kunt krijgen op onze sociale en politieke werkelijkheid. Mensen zijn verslaafd aan verhalen, denk maar aan de populariteit van Netflix. Strips vormen een toegankelijke manier om verhalen te vertellen, met minder budget dan voor een film bijvoorbeeld.”
Wat trekt jou aan in de Moomins van Tove Jansson?
“Ik ben opgegroeid met Moomins in de jaren zeventig. Ze gaan dus al mijn hele leven mee. Ik ben geïnteresseerd in hun ontstaansgeschiedenis. Tove Jansson bedacht ze voornamelijk tijden de Tweede Wereldoorlog in Finland, een gruwelijk gewelddadige tijd vol angst en duisternis. De Moomins die hieruit voortkomen, zijn van een grote lichtheid. Ze zijn teder, grappig en positief en mooi, maar gaan de grote thema’s niet uit de weg. Dat contrast intrigeert me. We leven nu met toch behoorlijk veel verschuivingen, onzekerheden, polarisatie en verandering: welke verhalen bedenken wij om met deze crisis om te gaan. Dat wil ik graag onderzoeken.”