Bruno De Wever: “Toon dat je weet dat je een beploegd veld betreedt”

Over Literatuur Vlaanderen 05 mei 2025

Vijf jaar lang zetelde Bruno De Wever, hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de Universiteit Gent, in de adviescommissie non-fictie van Literatuur Vlaanderen. “Bij de Boon Literatuurprijs beschouwt men fictie en non-fictie (nog) niet als aparte categorieën. Nochtans vind ik het een zinvol onderscheid. Anders dan een romanschrijver moet een non-fictie auteur vooronderzoek doen. Onze commissie houdt daar rekening mee.”

De Wever kijkt met plezier terug op zijn mandaat, al was de taak niet altijd gemakkelijk: “De meerderheid van de dossiers is beloftevol. Je wilt altijd meer projecten steunen of meer eenheden toekennen dan budgettair mogelijk is. Dat steekt soms, maar daar staat tegenover dat je de groei ziet van wie je wél kunt steunen.”

Wat neem je mee van de ervaring als commissielid?

“Ik werk al decennia rond ‘publieksgeschiedenis’ – dat wil zeggen rond historische producten zoals strips, games, tv-documentaires of stadswandelingen. Ik ben doordrongen van het besef dat – bijvoorbeeld - een historische film in twee opzichten moet deugen: enerzijds als getuigenis over het verleden maar anderzijds ook als boeiende speelfilm. Hetzelfde geldt voor literaire non-fictie. In de adviescommissie bespraken we een aanzienlijk aantal dossiers met historische insteek – die kon ik natuurlijk goed beoordelen. Van mijn collega’s commissieleden leerde ik veel bij over het inschatten van de literaire aspecten van een tekst of project. Je vult elkaar aan en dat is verrijkend. Met sommige onderwerpen – zoals de kwantummechanica – had ik spontaan minder affiniteit. Zo ontdekte ik mooie en voor mij verrassende boeken.”

Welk dossier blijft je bij en waarom?

“Mag ik er twee vermelden? Sigrid Bousset diende een project in rond Ivo Michiels, de journalist en schrijver die in 1947 voor landverraad werd veroordeeld. De Vlaamse collaboratie is één van mijn onderzoeksthema’s. Als specialist kon ik dit dossier mee richting geven. Ik overtuigde Bousset dat ze Michiels’ strafdossier moest raadplegen. Maar ook Pieter Serrien blijft me bij. Bij zijn laatste dossier vroeg hij steun voor een boek over de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw, terwijl hij eerder vooral over de wereldoorlogen had geschreven. Dat is nogal een sprong, maar hij nam de adviezen van de commissie ter harte en we hebben hem zien groeien. In mijn ogen heeft Serrien echt talent om geschiedenis op een literaire manier te verwerken.”

Wat is je gouden tip voor wie een subsidieaanvraag wil indienen?

“Non-fictie auteurs vertrekken van een probleemstelling die wortelt in de werkelijkheid. Als academicus vind ik het belangrijk om dat terug te vinden in een aanvraag. Wat is de ‘status quaestionis’? Welke opvattingen bestaan er rond dit onderwerp, welke titels hebben het probleem al belicht en vanuit welke hoek? Toon dat je wéét dat je een beploegd veld betreedt en vertel pas daarna wat jij wil bijdragen.”