Werkbeurs aanvragen: 8 tips van makers

Raak jij in paniek van ‘invulpapieren’, zoals proza-auteur Lara Taveirne? Of kost het opstellen van een werkplan je heel veel tijd, zoals stripauteur Maarten Vandewiele? Net als stripauteur Anneka Robeyns, dichter Hélène Gelèns, fictieauteur Ilona Lodewijckx, kinder- en jeugdauteurs Jacques & Lise, non-fictieschrijvers Johan Deboose en Luk Van Haute, theaterauteurs Jonathan van der Horst en Max Greyson en illustrator Peter Van den Ende ontvingen zij in 2023 een werkbeurs voor literaire makers. Ze geven je een inkijk in hun interne keuken bij het schrijven van een aanvraagdossier. Het resultaat: 8 tips!

1. “Vraag hulp aan een zorgzame redacteur of aan je uitgever”

“Ik heb me voorgenomen om me over mijn angst voor officiële papieren heen te zetten”, zegt Lara Taveirne. “Dat is niet gelukt. Maar ik heb wel een heel zorgzame redacteur die me stapsgewijs heeft begeleid bij het invullen van mijn werkbeursaanvraag. Ik kreeg daarbij meer aanmoedigende smileys dan dat er doorgaans in een heel manuscript staan."

Johan de Boose geeft een gelijkaardige tip: “Mijn uitgever en bevriende auteurs hebben me geholpen met de aanvraag. Ik denk dat je in de eerste plaats zo oprecht en helder mogelijk moet zijn. Wees streng voor jezelf: neem geen genoegen met een vaag plan, dwing jezelf om zo precies mogelijk te verwoorden wat je wilt doen. Tracht je lezer te overtuigen. Dat is ook wat je moet doen tijdens het schrijven van het boek zelf.”

2. “Maak je werkbeursaanvraag niet te lang”

"Ik maak mijn werkbeursaanvraag niet te lang”, zegt Maarten Vandewiele. “Mijn werkplan telt elf pagina's, waarvan vijf uitgewerkte strippagina's. Die moeten de commissie een beeld geven van wat ik van plan ben.”

Max Greyson gaat nog een stapje verder: “De grootste tip die ik zou geven, is om eerst de kern van het werk dat je gaat schrijven in twee zinnen te formuleren. Als die twee zinnen helder zijn, worden ze de basis voor het hele werkplan.”

3. “Gebruik het reglement als leidraad of checklist”

“Laat je niet afschrikken door de administratieve aspecten van het dossier”, zegt Maarten Vandewiele. “Ik begin altijd met het lezen van het reglement. Dat fungeert voor mij als leidraad en checklist. Ik probeer alle punten die worden genoemd in mijn aanvraag te behandelen.”

Jacques en Lise volgen Maarten: “Voor de aanvraag en de creatie van een aanvraagdossier gaan we heel planmatig te werk. Literatuur Vlaanderen biedt een goed overzicht aan van de gewenste inhoud in een dossier, onderverdeeld in verschillende punten. Door ze voor onszelf neer te pennen, toetsen we al direct ons project af. Wat zit erin, wat halen we eruit, wat willen we vertellen, kunnen we al het werk voor het project rechtvaardigen?"

4. “Zie het schrijven van je aanvraag als een deel van het creatieve proces”

“Een werkbeursaanvraag opstellen kost me veel tijd”, zegt Maarten Vandewiele. “Aan de andere kant helpt het schrijven me bij het ordenen van mijn gedachten. Het helpt me om zaken concreet te maken.”

“Het schrijven van een werkbeursaanvraag is voor ons een essentieel onderdeel van de overkoepelende brainstorm”, zeggen ook Jacques &Lise. “Wanneer je je project aan het beschrijven bent, reflecteer je er ook tegelijk heel intens over en krijg je nieuwe inzichten.”

“Het creatieproces is chaotisch en zit vol gaten — dat is normaal”, vult Ilona Lodewijckx aan. “Maar hoe meer twijfel je kunt wegnemen, hoe beter. Dat doe je trouwens niet alleen voor de commissie. Mijn werkbeursaanvraag heeft me elke keer geholpen om (weer) een scherpere, duidelijkere blik op mijn verhaal en project te krijgen, en met meer zelfvertrouwen verder te werken.”

5. “Neem afstand en kijk (bijna) objectief naar je schrijverschap”

“In mijn werkplan probeer ik de plannen voor een nieuw werk binnen de ontwikkeling van mijn eigen schrijverschap te plaatsen”, zegt Max Greyson. “Tegelijk wil ik ze verbinden met wat ik in de kunsten en de maatschappij relevant vind.”

“Ik denk ook na over mijn eigen schrijverschap wanneer ik aan mijn werkplan werk”, zegt Maarten Vandewiele. “Na een bepaalde tijd kun je genoeg afstand nemen van een project uit het verleden om er (bijna) objectief naar te kijken. Dan moet je proberen om er zo eerlijk mogelijk over te reflecteren. Is ieder project een groot succes? Nee, natuurlijk niet en dat geeft niet. Ieder project is geboren uit een idee dat een auteur graag wilde uitwerken en waarvan een boek het resultaat is.”

Jonathan van der Horst schrijft zijn plannen alsof hij die aan een vriend op café aan het uitleggen is. “Dat maakte het maken van de aanvraag ook een stuk leuker, omdat ik gewoon over mijn werk kon praten en niet het gevoel had dat ik mij moest verantwoorden. Af en toe liet ik die imaginaire vriend dan wel een kritische vraag stellen om mijn ideeën verder aan te scherpen, maar ik had niet veel zin om te gaan zitten kniezen of wat ik schreef wel goed zou overkomen.” 

6. “Formuleer realistische doelen”

“Ik denk dat het van belang is concreet te zijn waar mogelijk, maar indien je zelf nog niet precies weet waar je naartoe wilt of hoe je iets zult aanpakken, geen onrealistische doelen te formuleren.” Zo ziet Luk Van Haute het. “Niet alleen is het niet fijn voor jezelf als je achteraf moet terugkrabbelen, het kan ook een negatief effect hebben op je geloofwaardigheid bij de commissie. Durf dus eerlijk te zeggen: dit en dat weet ik nog niet zo goed.”

7. “Schrijf je aanvraag met veel aandacht en passie”

“De belangrijkste tip die ik kan geven bij het maken van een werkbeursaanvraag, is simpelweg om er veel aandacht en passie aan te schenken”, zegt Peter Van den Ende, die meerdere jaren werkt aan één boek. “De adviescommissie leest je aanvraag uiterst aandachtig, dus beschouw je aanvraag als een kunstwerkje en stop er de nodige liefde in. Wanneer de commissieleden mijn werkplan lezen, wil ik vooral dat ze er mijn liefde en toewijding voor het boek dat ik maak, in herkennen.”

“Je bent schrijver, zorg ervoor dat het een plezier is om je werkplan te lezen”, zegt Hélène Gelèns. “Je kunt er niet van uitgaan dat de commissieleden jouw werk zo goed kennen als jijzelf of dat ze weten wat jou als dichter drijft. Geef ze voldoende materiaal om hun tanden in te zetten. En maak ze nieuwsgierig, probeer ze voor je project te winnen.”

Ook Anneka Robeyns wil dat de passie van haar dossier spat: “Ik beschouw het als een verlengde van het project waarvoor ik de beursaanvraag indien. Je kunt er je authentieke vertelstem en beeldtaal in etaleren en alvast laten zien dat je er veel moeite in wilt steken. Ik tekende bijvoorbeeld speciaal een voorblad voor mijn dossier.”

8. “Heb vertrouwen in jezelf en je plannen”

“Vertrouw erop dat jij en je plannen het waard zijn om een investering te krijgen.” Die laatste krachtige tip komt van Jonathan van der Horst. “Ik kan alleen maar zeggen dat het loont om die sprong toch te maken. Wie niet waagt, niet wint.”