“Ruimte voor onderzoek en experiment”

Hélène Gelèns ontving in 2023 een werkbeurs voor poëzie. Lees hieronder wat de beurs voor haar betekent, aan welk boek ze werkt en hoe ze haar aanvraag heeft aangepakt.

©

Bianca Sistermans

“Op het moment dat een dichtbundel van mij de wereld ingaat, heb ik de behoefte mijn poëzie opnieuw te herbronnen. Op welke vormen en thema’s uit mijn vorige bundel(s) wil ik voortgaan, wat laat ik los? Heb ik op thematisch of vormtechnisch vlak mogelijkheden laten liggen die ik in een nieuwe dichtbundel wil opnemen? De werkbeurs stelt mij in deze fase in staat om dergelijke vragen te onderzoeken en vervolgens naar aanleiding van dat onderzoek een periode te experimenteren met vorm, stem, ritmiek, toon enzovoorts. In mijn ogen is dit een noodzakelijke fase om zowel de focus van de bundel als een nieuw samenspel tussen vorm en thematiek te vinden. De poëtische vorm is voor mij geen franje, in het ideale geval maakt ze deel uit van de zegging.

Bij het schrijven van de aanvraag zat ik midden in die fase van onderzoek en experiment. Een doortimmerd plan kon ik nog niet bieden, ook het concept van de bundel ontstaat in mijn werkwijze gaandeweg. In plaats daarvan heb ik in de aanvraag een zo open mogelijk zicht geboden op het onderzoek, mijn drijfveren en mijn werkwijze.”

Je bent schrijver, zorg ervoor dat het een plezier is om je werkplan te lezen. Je kunt er niet van uitgaan dat de commissieleden jouw werk zo goed kennen als jijzelf of dat ze weten wat jou als dichter drijft. Geef ze voldoende materiaal om hun tanden in te zetten. En maak ze nieuwsgierig, probeer ze voor je project te winnen.

“Het op papier zetten van het werkplan kost toch altijd net iets meer tijd dan ik denk, hoeveel ik er ook van te voren over denk of spreek. Het is dus belangrijk om op tijd te beginnen met het schrijven ervan, zodat het plan even kan bezinken en je het kunt laten nalezen. Zo vergat ik in mijn laatste aanvraag te reflecteren op de voortgang van mijn schrijfproces. Een goede meelezer zou zo’n lacune meteen hebben opgemerkt.”