De Franse vertaling van ‘De Bourgondiërs’ van Bart Van Loo verscheen begin oktober bij uitgeverij Flammarion. Van Loo reisde met een travel grant van Literatuur Vlaanderen naar Frankrijk voor een promotietournee en schreef daarover dit mooie verslag.
Woensdag 7 oktober
Vanaf vandaag ligt de Franse vertaling van ‘De Bourgondiërs’ in de boekhandel. Het boek is zo zacht als een perzikhuid en smeekt om ter hand te worden genomen. Op de cover prijkt de prachtige “Tapisserie de mille fleurs” van Filips de Goede. Ik ben even verguld als de blinkende titel. Debuteren bij Flammarion heet dat. Mag ik dit de vervulling van een oude droom noemen? Grote dank aan topvertalers Daniel Cunin en Isabelle Rosselin, maar ook aan mijn vrouw Coraline die alles van haver tot gort heeft nagelezen. Meer zelfs: zij toverde ‘Les Téméraires’ als titel tevoorschijn.
Donderdag 8 oktober, Parijs, Bibliothèque historique
In 2003 stond ik hier al een keer. Buiten met een notitieboekje. Zeventien jaar later ben ik er weer, en mag ik op deze bijzondere plek ‘Les Téméraires’ voorstellen. Het was niet zonder emotie dat ik het woord nam. Had ik me zoiets in 2003 kunnen voorstellen? It was a long way to Tipper(p)ary, maar hier ben ik dan, samen met de eerste Parijzenaar die het boek kocht.
Vrijdag 9 oktober, Parijs, Librairie du Parc
In boekhandel Librairie du Parc word ik vanavond aan de tand gevoeld door boekhandelaar Vincent. Die las mijn boek met veel plezier en liet me zien hoe hij post-its had geplakt op de plekken waar hij hardop had moeten lachen. Het is een kleine, gezellige bende van lezers die na afloop bijna allemaal mijn boek kopen. Verrassing van de avond: mijn vrouw dook plots op. Heel fijn, want zij heeft veel energie gestoken in het nalezen van de vertaling. Dat ze even kon meevieren was een fijn geluksmomentje.
Zaterdag 10 oktober, op weg naar Blois
Nog altijd reis ik licht gestresseerd: bang om het virus op te lopen, en om anderen te besmetten als ik weer thuis ben. Dit zijn rare tijden, maar ik wil er tegelijkertijd echt bij zijn deze week. In de trein krijgt ik de pdf van het artikel in LE SOIR toegestuurd. Een groot interview, een heerlijke recensie én de mening van een superspecialist. LE SOIR ontvangt mijn boek met open armen aan de andere kant van de taalgrens. Of ik daar blij mee ben?
Zondag 11 oktober, Blois, Rendez-vous de l’histoire (festival)
De Bourgondiërs strijken neer bij de kastelen van de Loire. Ik word geïnterviewd door een journalist/leraar uit Nancy (!). Dat kan geen toeval zijn. Het publiek bestaat uit geschiedenisfans en profs d’histoire. Hun vragen zijn pertinent en dwingen me om uit te wijden. Nadien praten we verder tijdens de signeersessie. Dan ga ik wandelen tot bij het standbeeld van Jeanne d’Arc. En zo beland ik zelfs hier plotseling in mijn boek.
‘s Avonds krijg ik een mail van de interviewer: hij nodigt me uit om te komen spreken voor de leerlingen van zijn klas, wil ook een avond in de beste boekhandel van Nancy organiseren en me bovendien de plek laten zien waar Karel de Stoute aan zijn einde kwam. In de sneeuw bij Nancy. Zou ik er dan toch geraken, op die plek waar de grote Bourgondische droom eindigde… en voor mij alles begon? Het decor van dat onvergetelijke prentje van Jean-Léon Huens uit ‘’s Lands Glorie’? Het ziet ernaar uit.
Maandag 12 oktober, Parijs
Onderweg naar Parijs krijg ik het interview in La Libre Belgique toegestuurd. Ook die krant pakt uit met een mooi interview en lof. De Bourgondiërs zijn niet alleen terug in Franstalig België, hun ‘rentrée’ gaat gepaard met een Blijde Intrede waarvan ik alleen maar had kunnen dromen.
Jaren timmeren aan de weg, ervan dromen om ooit in het Frans vertaald te worden… en dan nu tussen Parijs en Blois in de trein die mooie stukken uit Le Soir en La Libre kunnen lezen. Ik heb zin om een uitstekende Gevrey-Chambertin te kraken.
Maar ik moet werken. Op maandagavond spreek ik nogmaals in de Bibliothèque Historique in Parijs, en ook deze keer zit het schuitje vol (enfin, naar coronanormen). Hier stond ik vorige week nog gespannen rond te benen. Nu ben ik kalmer. Mijn verhaal gaat ook vlotter dan de eerste keer, en dat verheugt me. Ook in het Frans rollen de woorden eruit.
Naar Dijon, 13 en 14 oktober
Als afsluiter van deze lanceringsweek trek ik naar Dijon. Eerst doe ik twee radio-interviews op dinsdag. Dat gaat helemaal zoals bij ons: je probeert op 8 minuten iets zinnigs te zeggen over het vuistdikke boek waar je 3,5 jaar aan hebt gewerkt. Als je daarover nadenkt, val je stil. Dus smijt ik me maar.
Op woensdag mag ik mijn boek voorstellen in het hertogelijk paleis voor een select publiek van genodigden - hertogin Corona heeft het overgenomen van Filips de Stoute. Daar sta ik dan met het zegel van Charles le Téméraire. Een passend geschenk van de burgemeester. Na afloop ontmoet ik nogal wat mensen die me in betere tijden opnieuw zullen uitnodigen, lokale erudieten die me op sleeptouw willen nemen. Heel bijzonder is dat ik met het stadsbestuur de Pleurants van beeldhouwer Sluter bezoek, in de grote zaal van Filips de Goede, een van de mooiste museumzalen in Europa. Daar stijg ik weer op in woorden. Logisch eigenlijk, want Sluter was een van de redenen waarom ik dit boek moest schrijven. Tot slot toont de stadsarchivaris me in zijn schatkamer de laatste brief die Karel de Stoute schreef, twee weken voor zijn dood in Nancy. Wat een document, en wat een afsluiter voor deze bijzonder reis!